Categorieën
Tussendoor Verpleegkunde

Stilte

Een noodoproep. Of ik kan komen, er lekt een katheter.

Ik slik als ik de naam en adres zie van de cliënt waar het om gaat. Ik ken haar niet. Ze is stervende en achter in de 30. Drie jonge kinderen, tussen de 12 en 17 jaar oud. Van collega’s had ik over haar situatie gehoord maar ik was zelf nooit bij haar geweest. Het zou een kwestie van dagen zijn.

Met lood in mijn schoenen rij ik naar haar toe. Controleer het adres, drie keer, lees nog wat in het dossier. Ik doe alles om het moment te vertragen. Confrontatie met de dood is me soms te veel, of te dichtbij.

Ik verwacht een bedrukte stemming, maar het huis waar ik binnen loop ademt leven. Drie pubers op de bank, bezig met wat pubers doen: op hun telefoon, oortjes in. De echtgenoot kookt, er kringelen steke geuren uit de keuken; knoflook, verse kruiden en gegrilde groente.

“Hoi, hier moet je zijn.” Mevrouw wenkt me. “Welkom, fijn dat je zo snel kunt komen.” Een brede glimlach. We praten wat, ik vraag of ze pijn heeft. Ja, dat heeft ze behoorlijk. Ze wijst op haar buik. Daar waar de tumoren groeien en alles opzij drukken. Gelukkig heeft ze pijnmedicatie en kan ik haar dat aangeven.

Terwijl ik de katheter controleer vertelt ze over haar kinderen. De jongste gaat bijna naar de brugklas, de oudste gaat een toelatingsexamen doen en de middelste gaat een nieuwe stage beginnen. “Dat worden dus spannende tijden” zeg ik. En zodra ik de woorden uitspreek kan ik mezelf wel voor mijn kop slaan.

“Tsja”, zucht ze. “Dat zal ik niet meer meemaken.” Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik ben stil, en zij ook. Ik zoek naar woorden ‘Gelukkig kan de vader goed voor ze zorgen’ valt gelijk af, net als ‘Misschien kunt u de komende maanden mooie herinneringen met ze maken’. Alsof ze dat niet allemaal al lang hebben bedacht. Ik blijf stil. Help.

“Daarom praten we er nu over” zegt ze. “Ik vertel ze over hoe ik het zie en hoe mijn ervaringen vroeger waren. Dan hebben ze misschien toch nog wat aan me straks.” Een flauw glimlachje. “Ik zeur dus nu ook vast in het vooruit” lacht ze, “Ze zijn nog niet van me af”. Nu lachen we allebei. “Je houdt ze in de gaten” zeg ik, en ik vang de ogen van één van de kinderen. Ik krijg een grijns terug.

“En als ze ergens een verkeerde afslag nemen dan kom ik gewoon even spoken en gooi ik alles omver.” zegt ze, en kijkt de puber waarschuwend aan. Dan lachen we alledrie.

In de stilte zat mijn onmacht, maar bij haar kracht. Ik bedenk me dat ik vaker de ruimte wil nemen om stilte toe te laten. In de stilte zit ook het bieden van een opening, je laat weten dat je de mens de ruimte geeft. Om iets te zeggen, te vragen. Of om niets te zeggen.

Categorieën
Tussendoor

Later verder

Schrijven is nog steeds iets dat ik blijf doen, maar het publiceren hier op deze site is van iets andere orde. ofwel: te druk met alles wat er verder nog gebeurt.

Daarom even een pauze hier. Mochten er weer stukjes komen dan doe ik wel een SO op de socials 🍀

Categorieën
Tussendoor

Samen

Niet dat zij nieuw was, maar ik was al even niet geweest. Door stage bij een andere organisatie was ik bijna een half jaar weg bij ‘mijn’ afdeling bij Atlant.

Sommige bewoners waren er niet meer, andere waren nieuw. Zo ook een best wel jonge vrouw, tussen de 60 en de 70. Haar dementie was vergevorderd.

“Ze weet mijn naam niet meer” vertelde haar echtgenoot. Maar dat gaf niet, want hij merkte dat het gevoel tussen hun er nog wel was.

‘Gevoel blijft.’ zei ik. Toen ik dat zei begon ik te twijfelen. Wanneer houd je gevoel op? Wanneer voel je niet meer dat iemand vertrouwd is en dichtbij je staat?  Wanneer voelt de aanwezigheid van je man, kind, geliefde, zus, vriend, niet meer als veilig en vertrouwd?

Vervaagt dat gevoel ooit?

Maar dat was nu niet aan de orde. Zijn vrouw woonde hier nu een paar maanden, vertelde hij. Daarvoor had hij meer dan 8 jaar voor haar gezorgd. Toen begon het, 8 jaar geleden. Net als bij haar moeder. Het begon op dezelfde leeftijd. Met dezelfde gedragsveranderingen. En toen ineens bij haarzelf.

‘Het was niet vol te houden. Mijn huis leek wel op een fort. Alles op slot. Maar het kon niet anders.’ Het was zijn huis; niet meer hun huis.  En dat is een verlies. Dat je na 50 jaar samen qua gevoel steeds meer alleen komt te staan. Niet kunnen ontvangen maar ook steeds meer moeite om te geven.

‘In het begin kwam ik elke dag maar dat was niet vol te houden’ vertelde hij. En nu? ‘Als ik thuis ben maak ik me voortdurend zorgen. Hoe zou het met haar gaan? Zou ze wel goed eten?’

‘Ik ben liever hier dan thuis. Hier kan ik tenminste nog iets voor haar doen.

Maar datgene wat hij kon doen leek steeds minder te worden.

‘Ik had nooit gedacht haar niet meer te kunnen begrijpen’. Na 50 jaar samen alsnog uit elkaar drijven door dementie. Elkaar langzaam kwijtraken, en ook jezelf.

Hoe goed de verpleegkundigen ook voor mevrouw zorgen, het zal nooit in de buurt komen van wat haar man voor haar heeft gedaan. Wat we nog wel kunnen doen is ook voor hém zorgen. Vertellen hoe het met haar gaat, wat en hoe ze eet, wat ze meemaakt, of ze lacht of verdrietig lijkt. Wat wij denken dat ze nodig heeft en wat hij daarin kan betekenen.
Als zij het niet meer aan kan geven moeten wij als verpleegkundigen de stem van de bewoner zijn. De vertaalslag geven tussen haar wereld en zijn wereld. Om ergens daar tussenin de liefde weer tegen te komen.

Categorieën
Tussendoor

Bias

Hoewel boek 01 nog in druk is ben ik al een tijdje bezig met boek 02. Ditmaal met een andere aanpak. Waar het eerste boek is ontstaan uit chaos, beginnen vanuit het niks en we zien wel waar het verhaal naar toe loopt, met eindeloos schaven, schuren en schrappen, tot gevolg is (tot nu) het tweede boek gestructureerder opgezet; de verhaallijn is deels uitgewerkt, de personages staan in de steigers.

In een notitieblokje beschrijf ik de karakters. Na een aantal schetsen irriteert er iets, ik weet niet wat. Ik lees het na.
‘Eduard is {beroep} en heeft het eigenlijk wel gezien op zijn werk.’ Hop, bam, de inhoud in, daar waar het om gaat.

Dan de volgende hoofdpersoon.
“Marga is een zelfstandige onafhankelijke vrouw’, waarna werk- en andere zaken volgen.
En dan zie ik het.

Daar waar het blijkbaar logisch is dat Eduard, de man,  onafhankelijk en zelfstandig is (want dat benoem ik geen moment, nee, dat is logisch), is de introductie van de vrouw dat zij onafhankelijk en zelfstandig is. Dat wat bij de man als vanzelfsprekend wordt aangenomen moet bij de vrouw blijkbaar benoemd worden.

Mijn eigen bias, ik haat het als ik mezelf erop betrap.

In de komende karakterbeschrijvingen laat ik het weg. Bij m en v. Benieuwd wat dat gaat brengen.