Vier jaar geleden begon ik aan de studie Verpleegkunde. Nu zit ik in het laatste half jaar. Dit halve jaar draait volledig om onderzoek. En als stagiair in een ziekenhuis zijn er meer dan genoeg onderwerpen waar ik me in zou kunnen vastbijten. Patiënten meer laten bewegen (altijd goed), slimme glucosemeters inzetten, mantelzorgers ontlasten, palliatieve zorg, patiënttevredenheid, culturele diversiteit – de lijst gaat eindeloos door.
Soms wil je iets zonder te weten dat je het wilt. Voordat ik het doorhad, was mijn hand omhoog geschoten: “Die doe ik wel.” En daar stond ik dan, met een onderzoeksthema in mijn handen: het integreren van palliatieve zorg op een verpleegafdeling en in het zorgproces.
Als ik terugkijk, zie ik een rode draad in mijn motivatie om deze studie te doen: mensen zien, er zijn op de momenten dat het er echt toe doet. Vooral als iemand in een behoorlijk rotte situatie zit en je net dat ene dingetje kunt betekenen. Zo begon het.
Daarna kwam het idee van “beter maken.” Wat trouwens een klein beetje de plank mis slaat, want verpleegkundigen maken mensen eigenlijk niet beter. Ik ben geen arts, ik stel geen diagnoses en beslis niet over behandelingen. Maar wat doe ik dan wel?
Dat heb ik me de afgelopen jaren ook vaak afgevraagd. Wat voegde ik toe aan de wereld van de zorg? Toch kwam ik steeds weer terug bij “beter maken.” Alleen blijkt dat zoveel meer te betekenen.
Het begint met een dag goed laten beginnen. Een vrouw met depressie letterlijk uit bed helpen, haar helpen met aankleden. Zorgen dat ze iets eet en haar medicatie neemt. Of bij de zorgmijder het beschimmelde eten weggooien en proberen haar te overtuigen om tenminste één boterham te eten.
Iemand die slecht nieuws heeft gehad een plek geven. De kans om even te praten, of juist even niet te praten.
En dan zijn er de steunkousen. Misschien wat suf, zou je denken. Maar zonder die kousen krijgt hij ademhalingsproblemen en last van zijn hart. Hij kan het zelf niet, dus ja, ik help hem daarmee. Net zoals ik de katheter leeg of even snel de schone was van de lijn haal voor die 85-jarige dame die niet meer boven haar hoofd kan reiken. Het is kleine zorg, of “tussendoorzorg” noem ik het wel eens. Maar juist die kleine dingen maken iemands dag nét een beetje beter.
En nu is er palliatieve zorg. “Beter maken” krijgt hier echt een andere lading. Het gaat niet alleen om de patiënt, maar ook om de mens die erachter schuilgaat. Om aandacht voor de wensen en grenzen van de persoon, en ook van de familie. Omdat iedereen de beste zorg verdient, ook als “beter worden” er niet meer in zit.
Als beter worden geen doel meer is, dan zorgen we er met alles wat we hebben voor dat de persoon de best mogelijke zorg krijgt. Toch een soort beter maken. Goed, beter, best.
Bron afbeelding: https://hospicefoundation.ie/our-supports-services/healthcare-hub/hospice-friendly-hospitals/
“A universally recognised symbol that indicates end-of-life care; it appears on many of the resources connected with the end of life. Inspired by ancient Irish history, this symbol is not associated with any religion or denomination.
The three stranded white spiral represents the interconnected cycle of life: birth, life and death. The white outer circle represents continuity, infinity, and completion. Purple is the background colour as it’s associated with nobility, solemnity and spirituality.”