Categorieën
Opinie

“Here comes the future… and she ain’t takin’ shit from nobody.”

De afgelopen week werden we bruut geconfronteerd met (één van de vele) racistische (politie)moorden in de VS. Ik heb het vaker gezien, op tv, social media maar dichterbij dan dat kwam het niet. En dat is niet aan mijzelf te danken, maar is mij aangewaaid.
Ik las, wilde weten hoe en wat en meer van dat. Een paar zoektermen later rolde een lijst namen over mijn computerscherm. Allemaal zwarte mensen die slachtoffer waren van racistisch politiegeweld.
Nu klinken overal in het land steunbetuigingen om de #Blacklifematters beweging te steunen. Oproepen voor donaties, statements van meer en minder bekende Nederlanders, protestacties en demonstraties. Ook ik wil wat doen. Solidariteit betuigen, praktische ondersteuning bieden, ik zoek naar wat ik kan doen.
Ondertussen lees ik over Breonna Taylor, die door politiekogels werd doorzeefd terwijl ze in haar huis lag te slapen. Over Ahmaud Arbery die door een vader en zoon werd doodgeschoten omdat hij als zwarte man in een witte wijk aan het joggen was. Over Mitch Henriquez die in 2015 na een hardhandige arrestatie door een nekklem overleed. De agenten kregen een voorwaardelijke gevangenisstraf.
En nu; George Floyd een 46-jarige Afro-American, geboren in North Carolina en opgegroeid in Houston,Texas, die gedood werd door een knie van een agent die alle lucht afsneed, terwijl de collega-agenten op de wacht stonden, zodat omstanders niet konden ingrijpen. George Floyd, die binnen enkele minuten meer dan tien keer ‘I can’t breath’ had geroepen.  Die met de knie van de politieagent op zijn nek door diezelfde agent werd gesommeerd op te staan. ‘Get up, get in the car.’ Waarop hij slechts kon antwoorden ‘I can’t, your knee is on my neck. Please take it of.’
Het was een gruwelijk irreëel tafereel. Nee. Het was veel meer dan dat. Ik keek naar een man die vanuit het niks door de politie gedood werd. Hij was een man, een lief van iemand, een zoon, een broer, een vader van 2 dochters, zijn oudste dochter 22, zijn jongste een meisje van 6 jaar. Hijzelf was basketbalspeler en een ‘gentle giant’, volgens zijn vrienden en familie.
Hij riep om zijn moeder.Omstanders filmden, protesteerden en werden op afstand gehouden door de agenten. Met het gruwelijke einde als besef is er niet naar te kijken.
Ik kon het niet meer aanzien en klapte mijn laptop dicht. Er moet iets veranderen, maar hoe? En wat kon ik daar aan doen?
Op de dam in Amsterdam wordt geprotesteerd, morgen in Den Haag, later in Rotterdam.
De wereldverbeteraar in mij wil erheen. Laten zien dat ik solidair ben. Dat ook ik, als witte geprivilegieerde vrouw, de BLM beweging steun.
Maar: corona, reizen, de 1,5 meter maatschappij, geliefden in de kwetsbare groep. Het leek me niet verstandig. Dus bleef ik thuis.

Mijn luxe

Want, die luxe kan ik me permitteren. Ik kan zeggen, ‘nu even niet’ als het niet uitkomt om er te zijn en te ondersteunen. Ik kon die laptop dichtklappen omdat ik het niet meer kon aanzien. Het overkwam mij niet, mijn familie niet, mijn vrienden niet.
Ik kan denken ‘nu even niet’ als ik ’s avonds laat, moe geworden van het (lezen over) politiegeweld, van racisme en uitsluiting, van rellen en nog meer politiegeweld, mijn computer dicht kan klappen en even een serie gaan kijken.
Ik heb de luxe van vrijblijvendheid, van zeggen dat ik ‘niet kijk naar kleur’.
Ik heb de luxe van wegkijken of me terugtrekken uit een debat over dit onderwerp.
Voor bruine en zwarte mensen is verzet tegen racisme geen luxe maar noodzaak. Zij hebben er immers dagelijks mee te maken.
Hoe ik ook denk en voel geraakt te zijn, het raakt mij nooit persoonlijk. Mijn emotie doet er hier ook niet toe, het is niet mijn pijn. Ik kan de laptop dichtklappen. Omdat ik wit ben.
Nederland is woedend en mensen komen massaal in beweging, de Dam staat vol.
Hoe goed ook, hoe belangrijk en waardevol; deze woede zal afzwakken en veel mensen zullen zich weer terugtrekken in hun geprivilegieerde wereld. Maar velen hebben dit privilege niet. Die kunnen niet denken ‘nu even niet’ en in een inclusieve maatschappij verder leven.
Lang had ik het voorrecht om te denken dat racisme in Nederland niet bestaat. Ja, soms is er een eigen-volk-eerst-pannenkoek, of een verdwaalde neonazi, maar verder wordt iedereen toch gelijk behandeld? Wij kijken niet naar kleur, toch? Een kleine 30 jaar heb ik dat kunnen denken. Niet gestoord door mijn huidskleur, of door de reacties en uitsluitingen door mijn huidskleur. Maar racisme zit in veel meer dan scheldwoorden of expliciete minder, minder, minder…uitspraken. Het zit hem bijvoorbeeld in jezelf niet vertegenwoordigd zien in publiek landschap, in politiek.
Als ik de tv aanzet zie ik mensen van mijn kleur. Als ik een tijdschrift opensla, een schoolboek pak, televisiereclames bekijk; ik zie mezelf vertegenwoordigd. De term ‘huidkleurig’ slaat op mij, niet op een bruine huid.
Ik zie geen donkere pleisters bij de drogist, amper donkere mensen in het culturele en publieke domein, en de tafels van actualiteitenprogramma’s worden door witte mannen gedomineerd.
En dan zijn dit nog maar de voorbeelden waarvan ik me realiseer dat het (institutioneel) racisme is. Ik, als witte vrouw, word zelf niet geraakt door racisme. Ongetwijfeld zijn er nog vele andere voorbeelden van institutioneel racisme, die mij niet raken, die ik niet eens opmerk.

Ik hoef niet bang te zijn

Ik hoef niet bang te zijn dat mijn dochter voor ‘zwarte piet’ wordt uitgemaakt. Mijn angst daaromtrent beperkt zich tot de hoop dat mijn dochter een zwart persoon niet aanziet voor een zwarte piet en een schaamteloze opmerking maakt. Dat is nogal een verschil.
Ik hoef niet bang te zijn dat mijn dochters worden uitgesloten vanwege hun andere huidskleur. Ik hoef alleen maar met ze te praten en ervoor te zorgen dat zij geen kinderen uitsluiten. Weer een enorm verschil.
Ik hoef niet bang te zijn dat mijn puberstiefzoon tijdens het chillen met vrienden wordt aangehouden en met geweld in een politieauto wordt gegooid. Een ‘gedraag je een beetje’ is voldoende.Daar komt ‘Let een beetje op je vrienden’ nu ook bij.
Ik hoef mijn kinderen niet te waarschuwen hun handen te laten zien en ja meneer agent, ja, mevrouw agent te zeggen tegen agenten. Het enige is dat ik ze moet leren is voor zichzelf op te komen, ook bij politie, en voor hun vrienden op te komen.
Ik hoef niet bang te zijn aangehouden te worden als ik een dure auto rijdt die ik heb geleend. Of gekocht.
Ik hoef niet bang te zijn dat mijn kinderen een onderadvies krijgen van de juf. Ik moet er alleen maar voor zorgen dat ze een beetje hun best doen, dan krijgen ze het advies die zij ze passen, en niet bij hun kleur. Of eigenlijk wel bij hun kleur. Want waar de ene groep achtergesteld wordt, wordt de andere vanzelf bevoordeeld.
Ook ik werk mee in dit systeem.  Door lange tijd van niks te weten maar me er ook niet al te veel in te willen verdiepen, want ‘zo erg is het toch niet in Nederland?’ Lekker gemakkelijk naar de VS wijzen, met hun barbaarse rednekkerige cops. Maar zo erg is het dus óók wel in Nederland.
Wat ik kan doen is mezelf uitspreken, mezelf onderwijzen, leren, heel veel leren.
De structuur van de macht veranderen, de inbedding van racisme zien, benoemen en veranderen. Op de Dam gaan staan, of de Erasmusbrug of het Marktplein in f**ing Apeldoorn. Laat je zien, horen, spreek je uit, wees solidair. Sta om elkaar heen, en doe zoals het meisje in onderstaande video.
“Here comes the future… and she ain’t takin’ shit from nobody.”
https://twitter.com/BillyBaldwin/status/1268363553087483905?s=20

Categorieën
kinderen

Huiswerk

Drank

Ik had ze naar buiten zien stormen. Vol overgave mokkend. Jas over de arm, tas slepend over de stenen. De klas vol met 8- en 9-jarigen.

Het kleuterplein al lang ontgroeid, de achtstegroepers nog ver boven verbeelding.

‘We hebben huiswerk!’ als was het een noodkreet. Het wás ook een noodkreet. Maar wel een zo vol drama dat het bijna een eerbetoon leek,

Mam, pap, we hebben HUISWERK, dus we zijn al groot. En we willen geen huiswerk, want wat is dat en wat moeten we ermee, we weten het niet maar weten wel dat we het niet leuk moeten vinden. We moeten mopperen, want huiswerk is shi, eh, chips, zeg ik toch, mam, dat zei ik hoor. Ze gromde nog wat na.

Ik knikte, zou wel helpen met het huiswerk. Ze moeten nog wel leren vloeken, noteerde ik binnensmonds.

Dat ik niet mocht helpen werd me later duidelijk door de dochter verteld. ‘Ik moet het alleen doen!’

‘Maar wil je me wel even helpen?’ Het volgde elkaar naadloos op. Ik hielp. Althans, probeerde dat. Alleen snapte ik, net als de dochter,  de vragen niet goed. ‘Wat is deelbaar door 2?’ En dan een rijtje getallen. Ik twijfelde. Alles is natuurlijk deebaar door 2. Het komt niet altijd even mooi uit, maar daar werd niet naar gevraagd.

‘Ze bedoelen dat het klopt mam.’ Aha, ‘dat het klopt’ is een hele mooie uitleg over ‘getallen deelbaar door 2 die bij de uitkomst oook nog mooi rond zijn’.

“Maak het rijtje af met de goede woorden…’Samenstellingen; een rijtje van 3 woorden waar één woord achter past (glas, pot, zakje –> thee; dat soort werk)

Elk woord is goed; natuurlijk willen ze na ’tuin’, gif’ en ‘ring’ het woord ‘slang’ hebben, maar het alternatief, ‘gras’, of ‘pad’, staat weliswaar niet in de Dikke van Dale, maar kan ook prima, toch? Ik raak zelf een beetje in de war; ik weet wat het ‘goede’ antwoord is, maar veel andere antwoorden zijn minstens zo goed. Ik bewonder de dochter die bijna zonder na te denken de woorden met elkaar verbindt.

Bij de laatste vraag stokt ze. Ik zie haar in de war raken. Zoeken, de bladzijde omkeren om terug te lezen, nog meer zoeken.

‘Ik weet het niet mam’, ik hoor aan haar stem dat ze het echt niet tof vindt.

‘Deze heb ik echt niet goed hoor.

“Lees de vraag eens voor?’

‘Noem de drie moeilijke woorden uit deze opdracht.’

Ze valt stil.

Ik schiet in de lach, snap het struikelbok, probeer het niet voor haar in te vullen.

‘Welke woorden uit de tekst vind je lastig?’ Probeer ik.

‘Ze zíjn helemaal niet moelijk.’ sputterde ze. ‘Maar de juf heeft niet gezegd dat ik dat ook mag antwoorden…dus…. Dat antwoord is fout!’

‘Kijk nog even verder in de tekst.’

Koortsachtig speurde ze naar moeilijke woorden, ik zag haar ogen over de zinnen flitsen. Tot ze de bladzijde moedeloos weglegde. ‘Dit kan ik nooit! Niks is moellijk, maar dat staat er niet bij. Dus, mag ik dat niet antwoorden?’

‘Jouw antwoord is altijd goed ook als hij fout is.’ was mijn uitleg. Oke, die had beter gekund.

Categorieën
kinderen

Botsing

‘Goed, maar niet te lang he.’

Je zegt soms maar wat, als ouder.

Hoe dan ook, de dochter en haar vriendinnetje fietsen rondjes om ons huis. ‘Oke, ga maar even spelen, en fietsen… Kom je wel af en toe je gezicht laten zien?’

Dan stuift de dochter binnen. Het kabaal en omvallende rommel uit de gang wijst op reuring, de tranen en het gesnik van de dochter maken het zeker.

‘Mama, ze heeft gebotst….nu moeten we geld betalen want de auto is stuk…….’

‘Waar is D., je vriendin?’ vragen we ongerust. Ze wijst.

Samen lopen we naar de hoek van de straat. In de verte zie ik een ineengedoken groot klein meisje, schokschouderend, met de omgevallen fiets halfslachtig omhoog gehesen en een geharnaste oude vrouw die geërgerd met haar elleboog op het portier leunt.

Ik wilde mijn hand uitsteken, mezelf voorstellen, want je ze zal maar een kind aangereden hebben. Die mevrouw zal vast ook wel geschrokken zijn. Maar toen ik dichterbij kwam zag ik een hele boze mevrouw. Zo één die niet wijkt, die zeker is van haar eigen gelijk. Mentaal deinsde ik terug, conflictvermijdend als ik ben. Of laf. De toon was gezet.

Nog voor ik haar kon aankijken kaatst de mevrouw mijn blik terug. Ik trek mijn reikende hand terug. Geen groet voor jou. Ze kijkt vooral boos. Heel erg boos.

‘Ze moeten ook uitkijken.’  is het eerste wat ze tegen me zegt. ‘Ze fietsen als gekken, dat kan toch niet.’

Ik ben een beetje perplex. Had veel verwacht, maar dit niet.
He? Zij had toch een kind aangereden….? Moest je dan niet een beetje, ikweetniet, medeleven tonen ofzo? Vragen of het meisje oke was, troosten, helpen de fiets overeind te krijgen, ik noem maar wat mogelijkheden.  Maar de mevrouw raast, tiert, wil vergoeding.

‘Heb je je pijn gedaan? Heb je ergens pijn? ‘ Ik weet niet waar te beginnen het meisje te helpen. ‘Die-endie-straat nummer zoveel.’ Nog voor ik haar had kunnen troosten, of vragen of ze oké was breekt de mevrouw in en noemt het adres van het vriendinnetje. Kijkt erbij alsof ze een atoombom onderzoekt. Daarna bestudeert ze mij. Controleert. Ik bevestig het adres, de mondhoeken dalen iets minder.

De achterdocht spat eraf. Ik knik, bevestig. Ja, daar woont ze, dat klopt. Wees blij mevrouw, het huilende meisje die jij zojuist met je auto omver hebt gereden heeft haar adres gegeven. Het meisje schokschoudert nog steeds en de mevrouw moppert onverstoorbaar verder.

De vrouw wijst op haar auto. Ik kijk, zie wat krasjes op de lak. Die zaten er al, zou het vriendinnetje later zeggen. Ik geloof haar. Oprecht als ze is. Bovendien lijken de krasjes eenvoudig weg te poetsen. Een mouw van een jas zou volstaan, gok ik.

Mevrouw moppert onverstoorbaar door, wijst op een andere plek. Die roest, zie ik. Dat kan dus nooit net gebeurd zijn. Zit bovendien hoger dan het stuur van de kinderfiets.

‘Is het een idee om even samen naar de ouders van het meisje te gaan’, opper ik. Wel zo fatsoenlijk toch, om het kind dat je hebt aangereden naar huis te begeleiden?

Maar ze schudde nee. ‘Als ik schade heb dan weet ik hun te vinden,’ liet ze dreigend weten. Ik dacht ‘Hun? of Hen? En wat nou als zij schade hebben?

‘Mag ik dan uw naam en andere gegevens? Dan kunnen wij contact met u opnemen.’

Ze nam niet de moeite om te reageren, wierp nog een laatste boze blik, stapte in en reed weg. Ergens tussendoor had ik nog 3 half vage foto’s van de auto kunnen nemen waar de beschadiging niet zichtbaar was. Het kenteken helaas ook niet.

Als je dit nou leest en denkt ‘Hé, die asociale boze mevrouw, dat was ik!’?

Gaat u schamen.

 

 

 

 

 

 

 

Categorieën
kinderen

Tossen

Goed, Tossen dus

De dochter pakt het speelbord en de dobbelsteen.

‘ Ik tegen jou.’ zegt ze tegen niemand in het bijzonder.

Dan knikt ze de andere zijde van het bord toe.

‘Succes hoor! Maar eerst even tossen.’

Ze kijkt serieus. ‘Ik hoop dat ík win.’

Mijn dochter zit alleen op de bank, het speelbord op de leuning. Ze kijkt erbij of ze in de finale van een schaakpartij staat.

‘Ik gooi de dobbelsteen, wie het hoogst gooit wint. Oke?’

Ze ruimt de pionnen in, bemand het bord, maakt het veld.

‘Jij gooit als eerste oké?’

Niemand protesteert.

‘Oei, jij gooit een 4…’ Ze leeft oprecht mee met de 4-gooier.

“Nu ben ik.’

‘Jeeujh, ik heb 5, gelukkig, ik heb gewonnen!’

Ze triomfeert, glundert. En troost de overkant.

‘ Maar misschien gooi jij zo wel 6.’

 

Categorieën
Tussendoor

Bias

Hoewel boek 01 nog in druk is ben ik al een tijdje bezig met boek 02. Ditmaal met een andere aanpak. Waar het eerste boek is ontstaan uit chaos, beginnen vanuit het niks en we zien wel waar het verhaal naar toe loopt, met eindeloos schaven, schuren en schrappen, tot gevolg is (tot nu) het tweede boek gestructureerder opgezet; de verhaallijn is deels uitgewerkt, de personages staan in de steigers.

In een notitieblokje beschrijf ik de karakters. Na een aantal schetsen irriteert er iets, ik weet niet wat. Ik lees het na.
‘Eduard is {beroep} en heeft het eigenlijk wel gezien op zijn werk.’ Hop, bam, de inhoud in, daar waar het om gaat.

Dan de volgende hoofdpersoon.
“Marga is een zelfstandige onafhankelijke vrouw’, waarna werk- en andere zaken volgen.
En dan zie ik het.

Daar waar het blijkbaar logisch is dat Eduard, de man,  onafhankelijk en zelfstandig is (want dat benoem ik geen moment, nee, dat is logisch), is de introductie van de vrouw dat zij onafhankelijk en zelfstandig is. Dat wat bij de man als vanzelfsprekend wordt aangenomen moet bij de vrouw blijkbaar benoemd worden.

Mijn eigen bias, ik haat het als ik mezelf erop betrap.

In de komende karakterbeschrijvingen laat ik het weg. Bij m en v. Benieuwd wat dat gaat brengen.

Categorieën
Skateboarding

Skateboarden in het ‘volwassen’ leven is best, eh, ackward/tof!!/pijnlijk/moeizaam/ supertof en veel minder genant dan ik dacht

Mijn eerste skateboard werd bruut door een auto overreden. De automobilist reed door. Liet twee helften achter. Ik, een sprietig meisje van amper 12 stampte zo boos mogelijk op de stoep, maar het board bleef gebroken. De automobilist verdween.

Een kleine dertig jaar later, tijdens kamperen met de fam., gezellig, maar dan echt, kwam ineens het onbedwingbare verlangen om te skaten. Ogenblijkelijk vanuit het niets. De reis naar huis, van Frankrijk naar Nederland, was lang genoeg om uit te zoeken waar en wanneer er skatelessen zouden zijn.

Het kriebelde, ik wilde op een board staan, op-en-af-de-stoep-springen, ollies oefenen, zigzaggend de heuvel af. Ik weet nog steeds niet waar het vandaan kwam, maar het is nu, na bijna een jaar, nog niet weg. Sterker nog, er staan nu drie skateboards in huis: een pennyboard van de Dochter, mijn longboard en mijn 7,5 board, de standaardmaat.

Oke, er was veel schroom om over heen te stappen. Om als volwassen vrouw en ook nog moeder van kinders, aan te bellen bij een woonhuis in ’t Ford en daar van een dertienjarige voor twee tientjes zijn longboard over te nemen. En onhandig weg te fietsen, met het longboard onder mijn arm, nagekeken door de puber en zijn vrienden. En om daarna voor een kleine 6 euro een afgedankt 7,5 board over te nemen. De moeder van de eigenaar verontschuldigde zich voor de stofvlokken die aan de wielen kleefde. Ik haalde mijn schouders op.

En toen was alles in huis. Maar daar bleef het bij, want hoe kon ik nou als ‘moeder aka best-wel-oud…”  in de straat op en neer skaten (of wat daar voor door gaat)  en (onvermijdelijk) keihard vallen… Dat wat ik vroeger zonder problemen deed durfde ik niet meer…. Te bewust van mezelf.

Waar is de Rinske die zonder gene met haar bmx de buurt door croste, die op het skateboard over stoepen struikelde, onbeheerst de helling af suisde, over de wielen en eigen voeten struikelde en tóch nog onverwacht een ollie leverde?

Ik wil me niet wil schamen omdat ik iets wil leren en logischerwijs knalhard op het asfalt knal,  en ga op zoek naar goede plekken om ongestoord en onbeschaamd het skaten weer op te pakken.

Ik begin in de woonkamer; schuif de banken en het wielerbaantafeltje aan de kant en rol onzeker heen en weer. Rol harder, wissel van voorste been, maak een bocht. Ben blij. Ik val niet, ik glij, ik rol, hups mezelf een bocht door, wiebel, wankel, en val niet.

Na een week halfslachtig rollen in de woonkamer weet ik de dochter mee te krijgen. “Ga jij skaten, dan ga ik wel met je mee.’

Ik hoop dat ze mee wilt, slaak onbewust een zucht bij haar aarzelende ‘okeeeheeeeee’.

Ze rolt met mijn hand omklemt, kan het direct daarna zelf. ‘Laat maar los.’

Vastbesloten stept ze op haar board de weg over.

Ik hoef niet alleen; we zijn samen. We rollen samen over straat, ze valt, ik troost, ik val, ze troost en komt daarna niet meer bij van het lachen.

We komen er wel, samen.

 

 

 

 

Categorieën
Productiviteit

GRIP – slim werken

GRIP, het geheim om slim te werken, is het nieuwe boek van Rick Pastoor. Tom heeft het boek al een tijdje geleden besteld en het ligt sinds deze week op de keukentafel.  Het begint al goed, met de constatering dat werken bijna het enige is dat je nou juist níet wordt geleerd. Je wordt geacht het zomaar te kunnen; productief zijn, prioriteiten stellen, je werk afkrijgen, doelen stellen.

Agenda indelen, de Eisenhouwer matrix (belangrijk / urgent), Evernote, takenlijsten…. de meeste punten en tools die in het boek besproken worden ken ik al wel. Maar juist door de pragmatische manier waarop ik aan de hand wordt meegenomen krijg ik ineens door hoe ik al die technieken op een goede manier in kan zetten; de puzzelstukjes van agenda’s, takenlijsten, doelen, etc. passen in elkaar. Juist de pragmatische aanpak van het gehele proces eromheen is zó fijn voor een chaoot zoals ik. Niks nieuws, en toch alles anders.

Categorieën
Bundel Feuilleton

Feuilleton – Podcast – Netflix –

‘Laat ik anders beginnen met een feuilleton.’

Hoe het woord uit stoffige jaren vanuit het niets in me op kwam weet ik niet, maar het was daar. Samen met de leunstoel, de pijp en de opengeslagen krant.

De definitie van het feuilleton weet ik niet precies (mijn woordenboek staat uit het zicht op mijn mini-bureau en mijn internet woordenboek is te traag, verder ben ik te lui.), maar het heeft te maken met een  vervolgverhaal, gepubliceerd in een krant. Elke week een nieuw hoofdstuk.

Meesters van het feuilleton uit vroeger tijden, die moet ik me toch herinneren? Mijn ouders lazen altijd de krant, ik las mee, later zelf….- moet het gezien hebben…

Van Dickens weet ik zeker dat hij feuilletons schreef, en Couperus, die begon volgens mij ook als feuilletonist (het dat zo?), maar verder komt er geen naam in me op. Het was in ieder geval iets van ooit, lang geleden.

Feuilleton, gedateerd maar nooit helemáál  weggeweest; vroeger, in Couperus’ tijdzone, bood het mogelijkheden aan debutanten om via hun verhalen in de krant tot een debuut te komen, nu hebben we podcasts, YouTube (abonneer en like hieronder! Deeel het met je vrienden en share!), auteurs die een publiek opbouwen via hun eigen site. Mogelijkheden te over.

Mooi voorbeeld hiervan is Paulien Cornelisse die haar supertoffe wonderbaarlijke roman De verwarde Cavia als podcast aan haar lezers liet horen. Met pauzes tussen de hoofdstukken, geduld, volgende week een nieuwe. Geduld!

Dat een feuilleton (of vervolgverhaal, podcasts, enz.) het ook nú nog goed doet is wonderlijk, in deze tijden van binge, waar een seizoen gemiddeld 2 dagen duurt, een miljoenenkostende serie in 3 dagen uitgebingd wordt, niemand meer kan of wil wachten op de volgende aflevering en alles erdoorheen gejaagd wordt. Net zolang tot je niet meer weet wat je wel of niet of bijna of half gezien hebt. En wat nog op je ’toevoegen aan mijn lijst’ is. Desondanks wachten lezers / luisteraars / abonnees dan dus tóch geduldig, of ongeduldig, maar ze wachten wel, om verder te  willen lezen.

Geduld!

Het is de moeite waard.

 

 

 

 

 

 

 

 

Categorieën
Geen categorie

Selffulfilling Prophecy

Leef elke dag alsof het je laatste is, Carpe diem!

Als ik dat zou doen dan zou ik elke dag e-n-orm naar de klote gaan en zou elke dag zomaar één kunnen worden. Waarmee de geldigheid van het optimisme waarmee men deze oneliner uitspreekt, teniet gedaan wordt; de levenslust als selffulling prophecy naar de klote.

 

Categorieën
Bundel Verhaal

Korte verhalen

Goed, korte verhalen dus.

In de afgelopen zomervakantie heb ik liggend aan het zwembad, voor de tent, op de wiebelende campingtafel of op de grond in een nieuw schrift met op de kaft vele roze flamingo’s die ik steevast ‘eenhoorns’ noemde, een verhaal geschreven.

Niet volgens plan overigens, maar ja, hoe dat dan gaat.

De eerste zin dringt zich op. Ik draai me om. Nu niet zeg, ik lig net lekker op te drogen. Als ik me voor de tweede keer insmeer met factor 30 rolt een personage mijn hoofd binnen. Zucht, ik kan dan wel gewoon rustig willen zwemmen en zonnen, er is iets in mij dat daar anders over denkt. Negeren.

Drie uur later zit ik ongemakkelijk ver voorover gebogen op een ingezakt campingstoeltje bij het schijnsel van drie waxinelichtjes toch maar de eerste zin op te schrijven. Dan heb ik dat gehad, hoef die niet meer te onthouden en zal er thuis mee verder gaan.

Tijdens nachtelijk geklets met mijn Lief, onder de sterren met een vest over me heen getrokken tegen de kou en een 3-lier pak Chardonnay binnen handbereik, stormt een tweede personage mijn verhaal binnen.

Is het nog nodig te zeggen dat na een nacht, een ontbijt met baguette, een wandeling door Autun, een serie salto’s in het zwembad en tien baantjes, ik wist dat het onontkoombaar was.? Het schrift met de eenhoorns werd naast de zonnebrand, fles water en boek, het vierde vaste item in mijn zwembadtas.

Voor het eerst sinds tijden schreef ik weer met de hand; pen en papier. Schrappen, in plaats van de delete-toets indrukken. Eerst nadenken, dan schrijven. Dat werk.

De kinderen hadden viltstiften gekregen. Nee, niet afhaken nu, dit hoort er even bij. De zoon van de Lief verveelde zich.  De eerste cover van mijn verhaal was hiermee ingezet. Met oprechte inzet, eerst potlood, dan overtrekken met stift, 3D-effecten maken, uitgummen en opnieuw beginnen; urenlang werkte hij eraan met een supermooie, strakke cover als gevolg.

Goed, nu kon de rest, inclusief mijzelf niet achterblijven. Met als gevolg dat dit verhaal, dat begon met één lullig zinnetje, nu 5 mooie illustraties heeft: door de man, mijzelf en de 3 kinders.

De titel: Hotel met zwembad, 2.810 woorden

De illustraties: 5 covers…… komen later, vanwege de supercreatieve reden dat deze op mijn computer op kantoor staan. Boem, back-to-werkplek-earth, sorry.

Voor de salto’s: check mijn Insta.

En de vakantie? Die was subliem, met of zonder eenhoornschrift.