De klinische blik: waarom verpleegkunde wetenschap is

dobbelstenen

“Dus jij wast billen en deelt pilletjes uit?”

Als ik een euro kreeg voor elke keer dat iemand zo mijn vak omschrijft, kon ik morgen met pensioen. En natuurlijk was ik als verpleegkundige mensen, deel ik pillen, help met aankleden. Maar het vak is zoveel meer dan dat.

Verpleegkunde is zoveel meer dan verzorgen. Het is een wetenschap. Een vak dat vraagt om theoretische kennis, observatie en een klinische blik.

Zomaar een nachtdienst

Het was half drie ’s nachts. Meneer Bakker, een 68-jarige patiënt met COPD, lag sinds zijn longembolie bij ons op de afdeling. Op papier zag alles er stabiel uit: saturatie 94% op 2 liter zuurstof, bloeddruk binnen normale waarden, geen koorts. Maar er klopte iets niet. Mijn begeleider (want ik was leerling) en ik maakten ons zorgen.

Zijn ademhaling was oppervlakkiger geworden. Niet dramatisch – hij ging niet eens sneller ademen – maar de kwaliteit was anders. Zijn neusvleugels bewogen subtiel mee. Zijn huid voelde klammer aan. En toen ik zijn hartactie palpeerde, voelde ik die licht irregulaire slag die er de vorige controle nog niet was.

Ik belde de dienstdoende arts. “Vitale parameters zijn stabiel,” zei hij. “Wat is precies het probleem?”

Het probleem was dat wij wisten wat we zagen. Dit was geen stabiele patiënt. Dit was iemand die op het randje balanceerde.

De theorie achter de praktijk

Want dat is het onbekende, of onderschatte kenmerk van verpleegkunde: je leert alles over de fysiologie van gasuitwisseling. Je snapt dat bij COPD de alveolaire ventilatie verminderd is, dat CO2-retentie kan leiden tot respiratoire acidose, en dat chronische hypercarbie de normale ademhalingsprikkel onderdrukt.

Je weet dat atriumfibrilleren het risico op trombo-embolie vergroot omdat het bloed stagneert in de atria. Je snapt waarom een patiënt met hartfalen plotseling orthopneu ontwikkelt: het vocht verschuift van de benen naar de longen zodra ze gaan liggen, waardoor de pulmonale congestie toeneemt.

Je kent het verschil tussen prerenal, renaal en postrenal nierfalen. Je weet waarom iemand met sepsis eerst een hoge cardiac output heeft (de warme shock fase) voordat de perifere vasoconstrictie inzet. Je begrijpt de clotting cascade en waarom een patiënt met leverfalen spontaan kan gaan bloeden.

Dit is de kennis in ons hoofd. En we passen het élke dag toe.

De klinische blik ontwikkelen

Terug naar meneer Bakker. Twee uur nadat de arts was gebeld – en zij uiteindelijk was langsgekomen om “een kijkje te nemen” – crashte de patiënt. Atriumfibrilleren met RVR, saturatie die wegzakte naar 82%, tekenen van acuut rechterkamer falen. Spoed-CT: nieuwe longembolie. ICU-opname.

“Hoe wist je dat?” vroeg de arts later.

Wij wisten het omdat we de signalen hadden gezien die je alleen ziet als je uren aan het bed doorbrengt. Als je een patiënt kent. Als je weet hoe hij normaal ademt, beweegt, praat. Die subtiele verandering in zijn cognitie – net wat trager in zijn antwoorden. Het feit dat hij zijn glas water niet had aangeraakt, terwijl hij altijd dronk. De lichte cyanose rond zijn lippen die er vanochtend nog niet was. De lichte marmering van de huid van de benen die je alleen maar ziet als je er naar zoekt.

Verpleegkundige diagnostiek

Want wij stellen ook diagnoses. Geen medische diagnoses misschien, maar verpleegkundige diagnoses die net zo cruciaal zijn. We herkennen ‘risico op aspiratie’ bij een patiënt met dysfagie na een CVA, omdat we de anatomie van de farynx kennen en snappen wat er gebeurt als de nervus glossopharyngeus beschadigd is.

We zien ‘verminderde weefselperfusie’ bij een diabetische patiënt met een koel, bleek been, omdat we de pathofysiologie van perifeer vaatlijden kennen.

We signaleren een beginnend delier bij een oudere patiënt na een operatie, omdat we weten dat pijn, dehydratie, infectie en medicatie de belangrijkste precipiterende factoren zijn.

Het verschil tussen zien en begrijpen

Een leek ziet een patiënt die in bed ligt. Wij zien decubitus-risico door de combinatie van immobiliteit, medicatie die de doorbloeding beïnvloedt, en verminderde voedingsinname die de huidintegriteit aantast.

Een bezoeker ziet iemand die verward is. Wij checken direct de glucose (hypo?), de saturatie (hypoxie?), tekenen van infectie (urineweginfectie, pneumonie?), en de medicatielijst (nieuwe medicatie? Interacties?).

Waarom dit ertoe doet

Vorige week had ik intervisie met een groep medestudenten. En eerlijk, soms ben ik gefrustreerd; voel ik me meer een verzorgende dan een verpleegkundige en kan ik voor mijn gevoel alles wat ik heb geleerd nergens kwijt.

Maar dan denk ik aan meneer Bakker. Over hoe die nacht pathofysiologie kennis, klinische blik en jarenlange ervaring (van mijn begeleider) samenkwamen om iemands leven te redden. Niet dramatisch, niet met heldendaden, maar gewoon door goed te kijken en te weten wat we zagen.

“Verzorgen is een onderdeel van ons vak,” zei de supervisor. “En het fundament? Dat is wetenschap. En jij bent bezig die basis te leggen.”

Want dat is wat verpleegkunde is: de perfecte combinatie van hoofd, hart en handen. We hebben de theoretische kennis van een wetenschapper, de intuïtie van ervaring, en de menselijkheid om het allemaal toe te passen met compassie.

En ja, we wassen ook billen. Want ook dat hoort bij goede zorg.

About the Author

Deze vind je misschien ook leuk