Tussen Piepers en Praatjes

Het was weer zo’n dienst. De afdeling draaide op volle toeren: ontslaggesprekken, infusen vervangen, telefoontjes van artsen, een stomazak die precies nu moest worden geregeld, en natuurlijk de printer die besloot om te haperen net toen iemand met smart op de papieren stond te wachten. Kortom: chaos, maar dan de dagelijkse, georganiseerde soort.

Halverwege de hectiek zag ik een jongetje van een jaar of zeven, naast het bed van zijn opa. Opa lag er een beetje bleekjes bij, net geopereerd aan darmkanker. De operatie was goed gegaan, maar dat weet een kind niet — die ziet alleen slangetjes, infusen en een opa die ineens niet meer de opa van de week daarvoor is.

Het jochie keek naar mij en toen naar opa, en ik zag dat bekende mengsel van nieuwsgierigheid en angst. Dus ik hurkte naast hem. “Best een hoop gedoe hè, zo in het ziekenhuis,” zei ik. Hij knikte. “Gaat opa weer beter worden?” vroeg hij zacht.

Ik vertelde kort hoe de operatie goed was gegaan, dat alle slangetjes er juist voor zorgen dat opa weer sterker wordt, en dat hij rustig mag bijkomen. Geen dramatisch verhaal, gewoon eerlijk en duidelijk. Hij haalde even diep adem, keek naar opa en pakte z’n hand. De spanning gleed er niet als sneeuw voor de zon af — zo werkt het niet — maar hij zat er net even wat ontspannen bij.


Daarna rende ik weer verder, natuurlijk. De dienst wachtte niet. Maar de rest van de dag liep ik net iets lichter, want tussen alle hectiek door had ik even tijd gemaakt voor iets wat misschien wel belangrijker was dan al het andere bij elkaar: aandacht.

About the Author

Deze vind je misschien ook leuk