Beter

Vier jaar geleden begon ik aan de studie Verpleegkunde. Nu zit ik in het laatste half jaar. Dit halve jaar draait volledig om onderzoek. En als stagiair in een ziekenhuis zijn er meer dan genoeg onderwerpen waar ik me in zou kunnen vastbijten. Patiënten meer laten bewegen (altijd goed), slimme glucosemeters inzetten, mantelzorgers ontlasten, palliatieve zorg, patiënttevredenheid, culturele diversiteit – de lijst gaat eindeloos door.

Soms wil je iets zonder te weten dat je het wilt. Voordat ik het doorhad, was mijn hand omhoog geschoten: “Die doe ik wel.” En daar stond ik dan, met een onderzoeksthema in mijn handen: het integreren van palliatieve zorg op een verpleegafdeling en in het zorgproces.

Als ik terugkijk, zie ik een rode draad in mijn motivatie om deze studie te doen: mensen zien. Er zijn op de momenten dat het er echt toe doet. Vooral als iemand in een behoorlijk rotte situatie zit en je net dat ene dingetje kunt betekenen. Zo begon het.

Daarna kwam het idee van “beter maken.” Wat trouwens een klein beetje de plank mis slaat, want verpleegkundigen maken mensen eigenlijk niet beter. Ik ben geen arts, ik stel geen diagnoses en beslis niet over behandelingen. Maar wat doe ik dan wel in alle verschillende settings; van wijkzorg tot ziekenhuiszorg?

Dat heb ik me de afgelopen jaren ook vaak afgevraagd. Wat voegde ik toe aan de wereld van de zorg? Toch kwam ik steeds weer terug bij “beter maken.” Alleen blijkt dat zoveel te betekenen.

Het begint met een dag goed laten beginnen. Een vrouw met depressie letterlijk uit bed helpen, haar helpen met aankleden. Zorgen dat ze iets eet en haar medicatie neemt. Iemand met COPD Gold III en vele onderliggende ziektes ondersteunen met de ochtendzorg (douchen, aankleden) zodat mevrouw wat energie overhoudt voor de rest van de dag. Of bij de zorgmijder het beschimmelde eten weggooien en proberen haar te overtuigen om tenminste één boterham te eten.

Iemand die slecht nieuws heeft gehad een plek geven. De kans om even te praten, of juist even niet te praten.

Meebewegen met de situatie, meedenken met de arts bij een patiënt die snel verslechterd: zuurstof aanhangen, infuus ophogen, lab aanvragen, urineproductie meten, parameters checken, moet er een ECG gemaakt worden, moet het SIT (Spoed-Interventie-Team) in consult komen, wat is het reanimeren-beleid, is dat besproken, en zo niet, moet dat nu? Moet de familie in huis komen, hoe spoed is spoed? En ondertussen de patiënt en de naasten in de gaten houden, bijpraten, een luisterend oor bieden én er net zo zijn voor de andere 4 patiënten die zorg nodig hebben en waar ik de verantwoordelijkheid voor heb.

En dan zijn er de steunkousen. Misschien wat suf, zou je denken. Maar zonder kousen krijgt de cliënt ademhalingsproblemen en last van zijn hart. Hij kan het zelf niet, dus ja, ik help hem daarmee. Niet zo spannend als de Spoed, niet zo stoer als de ambu, niet zo complex als neuro, niet zo indrukwekkend als op de oncologie werken, maar ook nodig en van belang voor de patiënt. Net als de gesprekken ondertussen, over de files en het weer, over de tuin en het gemis van een overleden partner. Over zorgen over een onderzoek, twijfels over de toekomst en gemis van kinderen die ‘overzee’ wonen. Dit maakt, hoe klein ook, dat het voor de cliënt net iets minder moeilijk opstarten is. Je helpt iemand letterlijk de dag ‘in.’ Aan hen om die dag weer door te komen, maar het begin is het halve werk.

Kleine dingen beter maken is ook even snel de schone was van de lijn halen voor die 85-jarige dame die niet meer boven haar hoofd kan reiken om vanaf de smalle steile trap het wasgoed op het droogrek te hangen dat in het trapgat bungelt. Dit is kleine zorg, of “tussendoorzorg” noem ik het wel eens. Maar juist die kleine dingen maken iemands dag nét een beetje beter.

En nu is er palliatieve zorg. “Beter maken” krijgt hier echt een andere lading. Het gaat niet alleen om de patiënt, maar ook om de mens die erachter schuilgaat. Om aandacht voor de wensen en grenzen van de persoon, en ook van de familie. Omdat iedereen de beste zorg verdient, ook als “beter worden” er niet meer in zit.

Als beter worden geen doel meer is, dan zorgen we er met alles wat we hebben voor dat de persoon de best mogelijke zorg krijgt. Toch een soort beter maken. Goed, beter, best.

About the Author

Deze vind je misschien ook leuk